In de achtertuinen van de huizen in het Zeeheldenkwartier zijn de meest uiteenlopende vogels te vinden. Ik spotte eens een sperwer in een van onze bomen. Op nationale vogelteldag zag ik vogels waarvan ik nu nòg niet weet hoe ze heten. Er is hier genoeg groen, dus zo vreemd is het ook weer niet – al die gevederde dieren. Wel apart is het dat hier in de buurt regelmatig een reiger te gast is, hoewel er geen water te bekennen is. Hij staat vaak op het pleintje tussen Tasmanstraat en Van Brakelstraat. Kennelijk krijgt hij iets vlezigs toegeworpen uit een van de huizen daar. Op de hoek van de Tasmanstraat en de Witte de Withstraat staat ook een bijzondere vogel: Jacob, een 41-jarige amazonepapegaai. Iedereen uit de buurt kent hem, vaak zie je mensen stilstaan om een praatje met hem te maken. Lorre, Jacob, koppie krauw, hallo – als hij er zin in heeft, steekt hij hele verhalen af. Hun baasjes, de mensen van glashandel Ariba, hebben een bordje aan zijn kooi gehangen, waarop staat dat hij goed tegen de kou kan en zelfs gek is op regen. Kennelijk waren ze het zat om steeds maar van voorbijgangers aan te horen hoe zielig men Jacob vond. Een tijdje geleden troffen wij een dode spreeuw aan, in onze slaapkamer. Naar binnen gevlogen? Of door de kat daar neergelegd? Het is een twijfelgeval – mag hij wel in mijn blog? We vonden hem immers niet op straat. Maar omdat hij letterlijk uit de lucht kwam vallen – en dit blog gaat over wat ons allemaal zomaar in de schoot wordt geworpen – wil ik hem toch noemen. Ik schreef er onlangs een column over: http://www.kerkindenhaag.nl/column/een-tweede-leven/ Eetcafé De Brave Hendrik, verderop in onze Prins Hendrikstraat, heeft het niet gered, zo zagen wij afgelopen weekend. Er zat een briefje op de deur, en een grote puinbak stond ervoor. Gewoontegetrouw keken we wat er in die bak lag, speurend onder de bovenste laag zakken en dozen. We zagen dat er rücksichtslos allerlei goede spullen in waren gegooid. Door de vorige eigenaar? Of door de nieuwe? Erg diep graven lukte niet. Maar we konden er toch een paar dingen uit vissen die we van de ondergang wilden redden. Een groot pak vol bierviltjes. Een mooi bierglas. Een heel stel kussentjes. Twee grote emmers vol frietsaus lieten we liggen. Ook de grote hoeveelheid kerstspullen. We werden er een beetje treurig van, zelfs een beetje boos. Het zag er zo agressief uit: hup, gooi maar weg. Alle spullen die daar lagen, hadden door de Kringloop opgehaald en verkocht kunnen worden. Een Weggeefwinkel had er talloze mensen blij mee kunnen maken. Misschien was de vorige eigenaar zo gedesillusioneerd dat het hem allemaal niets meer kon schelen. Of de nieuwe eigenaar wilde zo snel mogelijk van de, in zijn ogen, ‘zooi’ af. Maar als je een puinbak kunt laten komen en bereid bent die te betalen, kun je er toch ook wel een wat opbouwender telefoontje aan wagen? Naderhand, thuis, zagen we dat de zoons ook een en ander uit de bak hadden opgediept: een doos met nog vier van die mooie bierglazen, en meer kussens. Het deed ons ouderhart goed dat ook zij het zonde vonden om bruikbare spullen te laten vernietigen. Niet dat ze zulke brave Hendrikken zijn, maar dìt hebben ze toch kennelijk van ons meegekregen. Vanmorgen vond ik weer eens een muntje op straat. Gewoon, midden op de rijweg. Ik remde, deed loopfietsend drie stappen terug en raapte het op. Tien cent.
Een paar weken terug lag er ook zomaar een geldstuk voor me, op de stoep. Ik herinnerde me toen hoe ik vroeger samen met de zoons, lopend naar en van de supermarkt, altijd speurend naar beneden keek. Tot ik het gevoel kreeg dat we beter wat meer rechtop konden lopen. Wel ben ik er op gespitst gebleven. Nog steeds is iets van mijn blik op de grond gericht. Dat kan soms tot enige onrust leiden. Rond Oud en Nieuw bijvoorbeeld ligt de straat bezaaid met kartonnen rondjes, afkomstig uit afgestoken vuurwerk. Hoe vaak heb ik niet gedacht dat ik een muntje zag liggen? Ook platgelopen kauwgom haakt zich in mijn hersenen vast. Zodra ik zo’n mooi rond gevormd plekje op straat zie, flitst er door mijn hoofd: ‘Hé een muntje! Oh nee toch niet.’ En wat dachten we van die ronde knoopcelbatterijtjes? Of bewust aangebrachte ijzeren puntjes op vloeren in stations en winkels? Om maar te zwijgen over grapjassen die een euro op de stoep vastlijmen. Mijn muntje van vanmorgen vond ik toen ik terugkwam van een uitvaart. Van iemand die dakloos was en er geen gat meer in zag. Iemand die op straat leefde. Er waren allerlei mensen van straat-achtige instanties: van Haags Straatnieuws, van het Straatpastoraat, van het Straatconsulaat. En collega-daklozen van de overledene. Ik besef dat niet voor iedereen het geluk op straat ligt. Vanmorgen, bij die uitvaart, werd me dat weer eens extra duidelijk. En dat ik dan juist vandaag weer iets op straat vind... |
AuthorIk schrijf hier over wat we allemaal op straat vinden: serviesgoed, meubels, geld. Over de leuke ontmoetingen die we in onze straat hebben. En over onze levenshouding: leven met wat zich aandient, met wat op je pad komt. Dat houdt in: openstaan voor wat je tegenkomt, op straat, overal. CategoriesArchives
November 2023
|